V

==

V Veridiek bijv. naamw. daterend uit 1875 en afgeleid van het Franse véridique en het Latijnse veridicus (waarheid sprekend) van verum (het ware) en dicere (zeggen)

1) waarachtig, echt

2) oprecht, eerlijk

==

De avond leek tussen de jeneverbes en de wasboom op te wellen in plaats van vanuit de lucht neer te komen. De temperatuur was sterk gedaald. Denny deed de raampjes van de auto dicht en zette de verwarming aan.

‘Het duurt even voor hij warm is.’

‘Dat is prima. Ik voel me prima.’

‘Neem me niet kwalijk dat ik het zeg, maar je gedraagt je niet alsof je je prima voelt.’

Verbolgenheid stak als een brok in haar keel. Eerst had de brand haar alles afgenomen en nu bepaalde de orkaan haar leven. Abigails eigen verlangens leken er niet toe te doen.

‘Ik kan goed luisteren, als je er soms over wilt praten.’

‘Er valt niets te bepraten, Denny.’

‘Ik weet dat je hier nieuw bent en dat we zo’n beetje vreemden zijn...’

‘Nee, ik ben zelf de vreemdeling.’ Ze ging harder praten. ‘Dit was een idioot, onbezonnen idee. Ik had niet hiernaartoe moeten komen.’

Denny was even stil. ‘Misschien heb je gelijk. Misschien had je niet moeten komen.’

‘Wat?’

‘Als je het niet naar je zin hebt, dan moet je niet blijven.’

‘Ik heb niet gezegd dat ik het niet naar mijn zin heb.’

‘Waarom zeg je dan dat het idioot was?’

Abigail kneep gefrustreerd in de rug van haar neus. ‘Zo simpel is het niet.’

‘Natuurlijk wel. Je wilt hier zijn of je wilt hier niet zijn.’

‘Denny, er zijn dingen die jij niet kunt begrijpen.’

Zelfs en profil, met zijn ogen op de weg, zag hij er gekwetst uit. ‘Ik mag dan niet zo geleerd zijn als sommige mensen, maar ik ben slim genoeg om te weten dat er maar twee soorten dingen in deze wereld zijn: dingen waar je iets over te zeggen hebt en dingen waar je niets over te zeggen hebt. Slim zijn betekent dat je het verschil kunt onderscheiden.’

Hij reed de grindoprit op en wachtte tot Abigail zou uitstappen.

‘Denny...’

‘Ik moet naar huis. Pa wacht op me.’

Zodra Abigail haar boodschappen van de laadbak had gehaald, reed Denny weg.

Ze keek hem na tot hij om de bocht verdween.

‘Goed gedaan, Abby!’

==

In het donker hoorde ze de oceaan, al kon ze hem niet zien door het multiplex voor de ramen. De golven beukten tegen de rotsen en herinnerden haar eraan hoe dicht de vuurtoren bij het water stond. Als het boegbeeld op een schip zou de vuurtoren de volle laag krijgen van wat er op hem af kwam.

‘De vuurtoren staat hier al heel lang. Dit is niet de eerste orkaan die hij heeft doorstaan.’

Het was echter wel Abigails eerste orkaan. Ze moest proberen net zo onwrikbaar te zijn als de vuurtoren.

Nu de ramen waren dichtgetimmerd was het extra donker in huis. Ze deed alle lampen aan en stemde de radio af op de laatste weerberichten. Amelia kolkte langs de kust en richtte vernielingen aan in Miami. De verslaggever beschreef horizontale regen en palmbomen die heen en weer zwaaiden. Abigail pakte ondertussen een klein arsenaal aan zaklampen, reservebatterijen en flessenwater uit en zette het op de eettafel.

‘Klaar of niet.’

Ze zette de radio uit. Ze had genoeg gehoord. Abigail zou haar koffer pakken en met de vroege veerboot vertrekken. De orkaan was een van die dingen waar ze niets over te zeggen had. Daardoor voelde ze zich gevangen.

Niet zo erg als Nat Rhone zich moet voelen.

Ze probeerde hem uit haar gedachten te zetten. Ze had ook geen stem in wat er met Nat zou gebeuren. Toen ze haar plunjezak had gevuld met kleren voor een paar dagen, liep Abigail doelloos door het huis. Ze drentelde door de slaapkamer heen en weer, dwaalde naar de werkkamer en prentte zich de aanblik van de kamers in voor het geval ze ze niet meer terug zou zien.

Het romannetje dat ze aan het lezen was geweest, lag open op de boekenkast. Haar pols versnelde. Daar had zij het niet neergelegd.

Toen herinnerde Abigail zich dat Nat het daar had neergelegd toen ze de meubels verplaatsten. Ze dacht aan hem in zijn cel en aan de parabel van zijn leven. Zijn ouders waren dood. Ze hadden hem alleen en hulpeloos achtergelaten en wat hem overkwam leek een tragedie op zich. Abigail was ook alleen achtergebleven. Hoe lagen Nat Rhones kansen na een dergelijk begin van zijn leven? Hoe lagen de hare?

Ze zou de volgende dag weg zijn en de vuurtoren zou de storm zonder haar doorstaan, en toch zou ze altijd haar eigen storm nog het hoofd moeten bieden, de stormwinden die haar verdriet met zich mee zou brengen, de getijdestromingen van tranen, de golven van herinneringen en de regens van de dagelijkse realiteit van het leven zonder haar man en kind. Het was een storm die ze zou moeten uitzitten, waar ze ook was. En de plek waar ze wilde zijn, was Chapel Isle.

Abigail pakte het romannetje, ging aan de secretaire zitten en liet zich door het boek meevoeren.

==

Als vorm was fictie niet zo heel anders dan het woordenboek. Elk gevoel en feit, zelfs de etymologie van emoties, was te vinden tussen de letters A en Z. Alfabetisering was het plot en elk woord was een karakter met zijn eigen persoonlijkheid. Ondanks het ontbreken van toenemende actie, een climax of een ontknoping, vertelde het woordenboek een oprecht verhaal.

Dat kon misschien niet worden gezegd van het romannetje dat Abigail zat te lezen, maar ze genoot er toch van het te lezen. De held won zijn strijd, de schurk kreeg zijn verdiende loon, de ongelukkige geliefden vonden het geluk en degenen die voorbestemd waren nog lang en gelukkig te leven, deden dat ook. Hoewel nog lang en gelukkig niet in het woordenboek stond, verkoos Abigail te geloven dat het concept niet alleen gereserveerd was voor fictie.

‘Gefeliciteerd, erfgename,’ zei ze terwijl ze het boek op de nieuwe secretaire van zich af duwde. ‘Jij ook, kapitein. Ga maar lekker samen de hoge zeeën bevaren.’

Het was zo koud geworden in huis dat Abigail haar adem kon zien. Ze had honger, maar de lust ontbrak haar om een vuur te maken. De bingozaal in de brandweerkazerne zou verwarmd zijn, en Denny was beslist daar. Ze moest hem haar verontschuldigingen aanbieden.

‘En ze hebben hotdogs. Ongezond eten is beter dan helemaal geen eten.’

Ze had de sleutel al in de voordeur gestoken toen ze vanuit haar ooghoek de telefoon zag staan. Abigail was van plan geweest haar ouders te bellen. Ze waren waarschijnlijk buiten zichzelf van bezorgdheid. Abigail vond het vreselijk dat ze hun dat had aangedaan. Het was zelfzuchtig, maar ze vond het vreselijk om te worden uitgehoord over hoe het met haar ging. Ze wilde weer normaal zijn, en als dat niet kon, wilde ze in elk geval met rust worden gelaten.

Haar ouders waren opgelucht toen ze belde. Ze hadden op het nieuws over de orkaan gehoord en maakten zich zorgen om haar veiligheid. Abigail was een halfuur bezig hun te verzekeren dat ze geen gevaar liep en dat ze werd geëvacueerd en de storm zou uitzitten in een opvangcentrum. Waar ze niets over vertelde was de staat waarin de vuurtoren verkeerde, en de voormalige – of niet zo voormalige – bewoner ervan. In plaats daarvan vertelde ze over de prachtige stranden en de charme van het dorp.

Ze wist dat haar ouders haar liever bij hen thuis hadden gehad. Haar moeder vroeg of ze wel goed at. Abigail zei van wel. Haar vader liet haar beloven vaker te zullen bellen. Abigail beloofde het en dat was niet gelogen. Toen ze had opgehangen, moest ze toegeven dat de spanning over het telefoontje veel erger was geweest dan het telefoontje zelf. Ze hoopte maar dat hetzelfde voor de orkaan zou gelden.

==

Het was druk in de brandweerkazerne en de stemming was feestelijk, alsof de volgende dag in het teken zou staan van de Onafhankelijkheid in plaats van een verplichte evacuatie. Abigail zag Ruth dicht bij het bingobord zitten. Ze had een hele klaptafel vol kaarten liggen.

‘Ik kon de verleiding om te komen bingoën niet weerstaan,’ zei Abigail tegen haar.

Ruth haalde haar tas van de stoel naast haar. ‘Wie wel? Ik had al zo’n idee dat je zou komen, dus heb ik ook wat kaarten voor jou besteld.’

De man met de bretels die Abigail die middag in Merles winkel was tegengekomen nam zijn plaats achter de microfoon in en heette iedereen plechtig welkom.

‘Die orkaan Amelia mag dan groter zijn dan wij, en sneller dan wij, maar met bingo legt ze het tegen ons af,’ zei hij, waarop de menigte juichte.

‘Hou mijn kaarten voor me warm,’ zei Abigail tegen Ruth. ‘Ik moet even iets doen.’

Denny stond met zijn vader in de rij om eten te bestellen.

‘Dit is op mijn kosten,’ zei ze tegen het meisje achter de balie.

‘Dat hoeft niet,’ zei Denny, nog steeds gekwetst. ‘Ik kan het zelf wel betalen.’

‘Denny, alsjeblieft, ik bied je mijn excuses aan voor wat ik heb gezegd.’

‘Wat is er aan de hand, Denny?’ vroeg zijn vader nors.

‘Het stelt niets voor, pa.’

‘Als het niets voorstelt, geef dat meisje dan wat je haar schuldig bent, dan kunnen we gaan zitten. Het spel begint zo.’

‘Denny, het spijt me echt. Het minste dat ik kan doen is je op een hotdog trakteren. U ook, meneer Meloch.’

Denny’s vader was zo verrast dat hij begon te blozen.

‘En misschien een flesje frisdrank erbij?’

‘Wat zeg je ervan, pa?’

‘Wacht even. Waar gaat dit over?’ vroeg zijn vader.

‘Waar het over gaat is dat uw zoon me vanmiddag het beste advies heeft gegeven dat ik ooit heb gehoord.’

Nu was het Denny’s beurt om te blozen. ‘Meen je dat, Abby?’

‘Ja, dat meen ik. Ik zou maar goed naar uw zoon luisteren, meneer Meloch. Hij kan u misschien nog veel leren.’

De eeuwig strenge man verviel in perplex stilzwijgen en Denny begon te grinniken.

‘Met augurk en mosterd?’ vroeg Abigail.

‘Waarom niet.’ Meneer Meloch haalde zijn schouders op.

Ze liet Denny en zijn vader alleen en nam voor zichzelf een hotdog mee naar Ruths tafel. Uitgehongerd als ze was, had ze hem al voor de helft op voor ze de tafel bereikte.

‘Pas op dat je je vingers niet mee opeet,’ waarschuwde Ruth haar. ‘Die heb je nodig om je bingogetallen door te strepen.’

Tussen twee happen door zei Abigail: ‘Ik had de hele dag nog niets gegeten.’

‘Ik heb me volgestopt met koolhydraten alsof dit bingoavondje een marathon is. Ik ben klaar om te winnen. Ik voel dat dit geweldige kaarten zijn. Vanavond is mijn avond.’

Vijf minuten later riep een tienerjongen: ‘Bingo.’

‘Nou is het afgelopen. Ik praat niet meer over de kaarten, want daarmee breng ik mezelf ongeluk. Geen bingopraat meer.’

De spelleider begon aan de volgende ronde en Ruth hield haar mond dicht.

‘Wat zeg je van een ander onderwerp?’ stelde Abigail voor.

‘Ga je gang.’

Hoewel sheriff Larner haar had laten zweren dat ze haar mond zou houden, fluisterde ze het verhaal over Hank Scokes in Ruths oor, en verbijsterde haar daarmee zo dat ze zelfs helemaal ophield met spelen.

‘Je mag het niemand vertellen, Ruth. Echt niet.’

‘Mijn hand op mijn hart, dat zal ik niet doen.’

‘Ik heb het jou alleen verteld omdat ik zeker weet dat Nat er niets mee te maken heeft. Ik weet niet hoe ik Larner ervan moet overtuigen dat hij het mis heeft.’

‘Ik denk ook niet dat Nat het gedaan heeft, maar het is niet aan mij om je te vertellen waarom.’

‘Ik begrijp je niet.’

Ze beduidde Abigail dat ze zachter moest praten. ‘Hank is eens in vertrouwen naar me toe gekomen en vertelde me iets persoonlijks. Het was echt heel persoonlijk.’

‘Ruth, je bent geen priester of advocaat.’

‘Ik ben ook geen dokter, maar dat weerhoudt de mensen er niet van me om advies te komen vragen. En als dat me gevraagd wordt, dan geef ik het.’

‘Ruth, alsjeblieft,’ smeekte Abigail.

‘Goed dan, maar vertel het tegen niemand. Het is al erg genoeg dat ik tegenover jou uit de school klap. Hank kwam op een avond bij mij thuis langs, niet lang nadat zijn vrouw was gestorven. Hij had niet gedronken. Hij was broodnuchter. Ik ging met hem op mijn veranda zitten en hij vertelde me dat hij erover dacht om, nou ja, zichzelf iets aan te doen. Hij zei dat hij bij zijn vrouw in de hemel wilde zijn. Dat hij het geduld niet had om te wachten.’

‘Denk je dat hij echt zelfmoord wilde plegen?’

‘Hij smeekte me er met niemand over te praten en zei dat hij zich al schaamde dat hij het me had verteld. Hij wilde niet dat iemand anders het wist. Ik zei tegen hem dat ik er ook aan had gedacht nadat Jerome gestorven was. Daardoor leek hij zich iets beter te voelen.’

Het zou een leugen zijn als Abigail zou zeggen dat zelfmoord voor haar niet ook een verleidelijke optie was geweest. Dat zou in elk geval een eind maken aan de pijn, had ze in die eerste donkere dagen geredeneerd, en ze zou dan bij haar man en zoontje zijn. Logisch nadenken had haar ervan weerhouden het te doen. Paul had gewild dat ze bleef leven. Daarom had hij haar gered.

‘Ruth, je hebt mijn vraag niet beantwoord.’

‘Omdat ik het antwoord niet zo uit mijn mouw kan schudden.’

‘Als Hank zichzelf dit heeft aangedaan, zou Nat proberen zijn eer te redden. Hij zou de schuld op zich nemen.’

‘Dat is wat me zorgen baart. We zullen erop moeten vertrouwen dat Caleb ooit beseft hoe de vork in de steel zit.’

‘Dat doet hij nu niet en dat zal hij ook niet doen. En hij probeert de diefstallen ook in Nats schoenen te schuiven.’

Daarop nam Ruth een beslissing. ‘Ik ga morgenvroeg met Caleb praten.’

‘Dank je, Ruth. Dank je.’ Abigail meende het, meer dan ze kon zeggen.

De spelleider noemde het volgende getal. ‘B-9. Het getal is B-9.’

Ruths ogen gingen naar haar kaarten en ze verstarde.

‘Bingo,’ fluisterde ze. Al snel herhaalde ze het steeds harder: ‘Bingo, bingo, bingo.’ Ze sprong zwaaiend met haar kaart op van haar stoel.

‘We hebben een winnaar,’ riep de spelleider.

‘Wat heb ik gewonnen? Wat heb ik gewonnen?’ Ruth stond te springen als een kind.

‘Die ronde was 58 dollar waard. Je kunt het geld aan het eind van de avond komen halen.’

Stralend ging Ruth weer zitten. Ze waaierde zichzelf koelte toe met haar winnende kaart. ‘Ik kan je niet zeggen hoelang het geleden is dat ik gewonnen heb, Abby. Ik voel me alsof ik een opvlieger heb, maar dan leuker.’

Mensen kwamen Ruth een schouderklopje geven. Ze koesterde zich in alle aandacht en genoot van het moment. Abigail keek naar haar en ving een glimp op van haar toekomst. Ruth was weduwe geworden, maar had iets gevonden waar ze naar uitkeek en waar ze van genoot. Het was niet precies nog lang en gelukkig, maar misschien was gelukkig ook al genoeg.